De zichtomstandigheden spelen een belangrijke rol bij het bepalen van de baancombinaties. Ook de capaciteit wordt door de zichtomstandigheden beïnvloed. Hoe minder het zicht, hoe groter de onderlinge afstand die tussen vliegtuigen tijdens de nadering moet worden aangehouden. Vliegtuigen kunnen met behulp van het Instrument Landing System (ILS) precisielandingen maken. Ook bij mistomstandigheden kan daarmee, al dan niet automatisch, worden geland. Wanneer er op twee banen wordt geland kan er sprake zijn van een baancombinatie waarbij het gebruik van de ene baan het gebruik van de andere baan beïnvloedt. Dan is er sprake van afhankelijk baangebruik. Alleen bij het gebruik van twee parallel liggende landingsbanen is er sprake van onafhankelijk baangebruik. Bij afhankelijk baangebruik kan niet volledig worden uitgesloten dat vliegtuigen die hun nadering afbreken en een zogenoemde doorstart maken, in elkaars vliegpad komen. Daarom mogen afhankelijke baancombinaties alleen worden gebruikt bij voldoende zicht. Vliegers en verkeersleiders zien dan mogelijke onveilige situaties aankomen en kunnen tijdig ingrijpen. Afhankelijke baancombinaties voor landende vliegtuigen mogen alleen worden gebruikt wanneer de wolkenbasis niet lager is dan 2000 ft (ongeveer 660 meter) en er een horizontaal zicht is voor verkeersleiders en vliegers van tenminste vijf kilometer.
Achtegrondinformatie afhankelijke baancombinaties
- In een landingspiek is het belangrijk dat bij de twee landingsbanen zo min mogelijk kans is op kruisend verkeer in het geval van een doorstart. Daarom worden landingsbanen gebruik die parallel liggen. Bijvoorbeeld de Polder- en Zwanenburgbaan of de Zwanenburg- en Aalsmeerbaan.
- In een startpiek is het belangrijk dat er bij twee startbanen zo min mogelijk kans is dat vliegtuig elkaar kruisen in de lucht. Daarom wordt bij slecht zicht tijdens een startpiek zoveel mogelijk gestart van startbanen die een andere kant op wijzen. Vaak wordt hierbij de Buitenveldertbaan ingezet.
- Bij BZO-D hebben we geen start- of landingspieken meer en gaan we terug naar 1+1 baangebruik, bijvoorbeeld Kaagbaan en Polderbaan.
Achtergrondinformatie verminderd en beperkt zicht
Van verminderd zicht is sprake als het horizontale zicht minder dan vijf kilometer is. Dit wordt Runway Visual Range (RVR) genoemd. Of als de wolkenbasis op minder dan 300 meter (1.000 voet) hoogte is.
Als het zicht minder is dan 1.500 meter en de wolkenbasis lager is dan 100 meter (300 voet), dan hebben piloten en luchtverkeersleiders niet meer genoeg zicht op de start- en landingsbanen en taxibanen. Er is dan sprake van Beperkt Zicht Omstandigheden (BZO).
Er zijn vier niveaus BZO – A, B, C en D – waarbij niveau D staat voor het slechtste zicht.
- BZO A: Het zicht in het veld is minder dan 1,5 kilometer en de wolkenbasis ligt tussen de 60 en 100 meter;
- BZO B: Het zicht op de in gebruik zijnde banen is minder dan 550 meter en de wolkenbasis is lager dan 60 meter;
- BZO C: Het zicht op de landingsbaan is minder dan 350 meter
- BZO D: Het zicht op de landingsbaan, Kaagbaan of Buitenveldertbaan, is minder dan 200 meter.